De Inspectie van het Onderwijs heeft een rapport gepubliceerd ”verwarring in veelvoud – De juridische organisatie van instellingen voor hoger onderwijs”. Het rapport geeft een beeld van de juridische organisatiestructuur van instellingen voor hoger onderwijs. Het is een rapport voor juridische fijnproevers, maar maakt wel duidelijk hoe ingewikkeld de juridische organisatie van instellingen voor hoger onderwijs zijn.
Ontgoocheld keken de studenten hun advocaat aan: hoe kon het dat ze voor de verkeerde rechter stonden? Ze hadden een zaak aangespannen vanwege het te hoge collegegeld. En omdat hun opleiding verzorgd werd door een private rechtspersoon, hadden ze het geschil aan de civiele rechter voorgelegd. Maar die verwees ze naar de bestuursrechter, want de private rechtspersoon hoorde bij een universiteit en die had het collegegeld bepaald. En zo stonden de studenten met lege handen – zonder oordeel maar met een rekening voor de proceskosten.
Dit speelde een paar jaar geleden, en het is een van de voorbeelden van de onduidelijkheid rond de verantwoordelijkheden bij een opleiding in het hoger onderwijs. De juridische organisatie achter een instelling voor hoger onderwijs blijkt namelijk vaak heel ingewikkeld. Voor de duidelijkheid, die complexiteit is geen vooropgezet plan binnen de sector. Het is een onbedoeld neveneffect van ontwikkelingen in de maatschappij en lang geleden ingezet overheidsbeleid, bijvoorbeeld rond private activiteiten door bekostigde onderwijsinstellingen. De ruimte en de onduidelijkheden in de wet- en regelgeving droegen nog verder bij aan de wirwar aan organisatievormen, net als de praktijk om uitzonderingen toe te staan.
Maar het leidt inmiddels dus tot juridische onzekerheid voor studenten. Of bijvoorbeeld tot ongelijke arbeidsvoorwaarden tussen medewerkers die voor dezelfde onderwijsinstelling werken, maar onder verschillende rechtspersonen vallen. En het belemmert ook ons toezicht op het hoger onderwijs: welke partij is waarop aan te spreken en hoe is de wet- en regelgeving precies op deze situatie van toepassing? Dat maakt het handhaven moeilijk.
Daarom heeft de Inspectie van het Onderwijs nu onderzocht hoe instellingen voor hoger onderwijs juridisch zijn georganiseerd in rechtspersonen. Deze manier van organiseren hebben we vervolgens vergeleken met wat de wet- en regelgeving hierover zegt. Wat blijkt uit ons onderzoek?
Ten eerste dat vrijwel alle instellingen een unieke juridische organisatie hebben. In die vaak verwarrende veelheid ziet de Inspectie van het Onderwijs wel patronen terugkomen. Zo ziet de Inspectie van het Onderwijs regelmatig dat meerdere rechtspersonen namens de instelling handelen, of dat meerdere instellingen met elkaar samenwerken. Verder zag de Inspectie van het Onderwijs onduidelijkheden over welke regels gelden voor de bekostigde activiteiten van de instelling en welke voor de niet-bekostigde. Ook kwam de Inspectie van het Onderwijs besturen tegen die de belangen van de instelling niet volledig kunnen dienen, de Inspectie van het Onderwijs zag inconsistente registratie in overheidsregisters en tot slot zijn er instellingen die vrijelijk hun rechten overdragen. Alles bij elkaar een veelvoud aan potentieel of daadwerkelijk problematische situaties.
Conclusie van de Inspectie van het Onderwijs: de huidige praktijk vraagt om grondige doordenking van de wet- en regelgeving. Hoe kan de publieke taak van het hoger onderwijs recht gedaan worden? Hoe kan de rechtspositie van de studenten beter, zodat zij beter beschermd zijn bij geschillen? En hoe sorteren we goed voor op toekomstige ontwikkelingen, zoals instellingsaccreditatie? Het probleem is overigens te groot om alleen met beleid en regels op te lossen. Het vraagt ook van instellingen dat zij zich bezinnen op hun publieke taak en op de vraag hoe hun juridische organisatie daarbij past.